Het ene kleine meisje, Mira, zit op het onderste bed tegenover me. De ander, Griselda, staat tegen mijn stapelbed geleund. Beiden nemen ze deel aan het zomerkamp dat we organiseren voor kinderen van gevangenen. Na aanvankelijk wat van een afstandje door ze geobserveerd te zijn, werd ik letterlijk en figuurlijk omarmd en was het tante Esther voor en na. Ik vraag ze: “Wie wonen er allemaal bij jou thuis?” Mira zegt: “Ehm, natuurlijk mijn oma, mijn tante en mijn moeder.” Griselda zegt: “Ik woon ook met mijn oma en mijn tante, mijn broertje, mijn moeder, en ook mijn vader.” Het is even stil. “Niet waar!” zegt Mira dan, “Je vader woont niet bij jou. Onze vaders zitten toch in de gevangenis?” Griselda kijkt me voorzichtig aan en knikt dan. Ja dat is zo, en op dit kamp is dat bij alle kinderen zo, dus hoef je je er niet voor te schamen of om te liegen.
(meer…)