Gisteren op de fiets naar het werk nam ik me voor om weer wat vriendelijker te zijn. Specifiek: vriendelijker in het verkeer. Ik weet wel dat de onvriendelijkheid meer in mezelf zit dan dat ‘ie ook naar buiten komt, maar toch. Wat ben ik toch een mopperkont als ik op de fiets zit.
Maar eerlijk, daar is ook wel alle reden toe. Mensen die hun auto midden op de weg parkeren om ergens koffie te gaan drinken en iedereen mag uitzoeken hoe eromheen te wurmen. Parkeren op het fietspad. Bijkletsen op het fietspad. Zonder te kijken het fietspad oversteken. Je hond uitlaten op het fietspad. In het midden van het fietspad rijden zodat niemand er langs kan. Als er al een fietspad is. Niet reageren op een fietsbel. Fietsers afsnijden zodat je vol in de remmen moet en bijna wegslipt.
Zeker in mijn eerste jaren in Albanië kon ik na zo’n fietstocht stijf van de adrenaline op plaats van bestemming aankomen. Dat houd je geen 7,5 jaar vol, dus treden er andere mechanismen in werking. Je gaat relativeren. De cognitieve dissonantie overbruggen. Kijken wat er allemaal wel goed gaat. Je eigen fouten onder ogen zien. Bedenken dat breinen van mensen over de hele wereld verschillend werken. Dat het ook wel iets hééft om niet de regels te volgen maar spontaan op een situatie te reageren. Realiseren dat mensen ook moeten wennen aan fietsers en hun eventuele fietspaden, die vaak prachtig zijn om je avondwandeling met je familie op te maken. Rustiger fietsen. Meebewegen. Noem maar op. Werkt in veel gevallen best goed.
Het allervervelendst vind ik als mensen totaal onverschillig reageren op het verkeersverdriet dat ze veroorzaken. Huh, wat? Had je er een probleem mee dan? Heel vaak komt dan een oude slogan van, ik dacht, de Vara in mijn gedachten. Wees verschillig! Goed reclamebureau, dat na decennia die slogan nog bij me blijft hangen. Ik heb het altijd een sterke gevonden: Wees verschillig! Doe niet onverschillig. Maak je er op zijn minst druk over. Vind het minstens niet acceptabel.
Maar ja. Zo werkt het toch – ook ik probeer soms onverschilliger te zijn, om niet voortdurend zoveel energie te stoppen in wat ik denk hoe het hoort maar waar een hele bevolking anders over denkt. Ik kan wel protesteren tegen een nieuwe torenflat pal tegenover de mijne, maar het haalt toch niet uit. Ik kan me druk maken over de mooie Albanese kust die volgebouwd wordt, maar je verandert er niks mee. Laat iedereen hun afval maar in de natuur gooien. Laat die collega’s maar, ze vullen toch de gegevens van hun werk niet in de database in. Je kunt wel gevangenen cursussen en hoop aanbieden, maar ze blijven toch op dezelfde voet verder gaan.
Ho, wacht even, wat schrijf ik daar? Ahum, er is dus toch een grens aan de onverschilligheid. Natuurlijk ben ik verschillig! En jij ook! We maken ons wél druk over hoe kinderen van gevangenen opgroeien. We vinden het wél belangrijk dat gevangenen een gezonder leven na gevangenschap ingaan dan daarvoor. We zetten ons wél in om mensen te helpen beter met hun kleine beetje geld om te gaan. We willen wél vredestichters zijn. We moedigen mensen wél aan te groeien in een professionele houding. We maken wél mogelijk dat collega’s toch met de nieuwe administratieve technologie aan de slag gaan.
Ik maak me wél druk om vervuiling, onrecht, gebroken verhoudingen, armoede.
Want we hunkeren naar het goede, het schone, het ware. We zijn verschillig. En wat de grens daarin is, of wanneer je maar flexibel moet meebewegen omdat het nu eenmaal zo is, dat heeft vast met veel dingen te maken. Waar je je toe geroepen voelt. Hoe je in elkaar zit. Wat praktisch werkt. Prioriteiten stellen.
Ik geloof dat elke investering in het goede, voor mensen, voor natuur, het waard is.
En ja, ook wel een beetje voor het verkeer.
P.s. Ik had geen foto bij ‘Wees verschillig’, daarom maar een foto met een paar collega’s, even tussen de bedrijven door wat drinken en bijpraten – samen verschillig zijn